De scholingsplicht van 7:611a BW is sinds 2015 opgenomen in het BW met de Wet Werk en Zekerheid.
Deze scholingsplicht houdt onder andere in dat de werkgever de werknemer in staat stelt scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Met de implementatie van de EU-Richtlijn Transparante en Voorspelbare arbeidsvoorwaarden is het artikel sinds augustus 2022 verder uitgebreid. Is er sprake van verplichte scholing op grond van de wet of cao dan moet de werkgever de scholing kosteloos aanbieden en geldt scholingstijd als arbeidstijd. Een studiekostenbeding met een terugbetalingsverplichting is in dat geval nietig op grond van 7:611a lid 4 BW.
Er zijn onlangs twee uitspraken geweest waar de werknemer een beroep deed op de nietigheid van het studiekostenbeding op grond van dit artikel.
Registeraccountant: niet noodzakelijke opleiding
Een werknemer volgt de opleiding tot registeraccountant in het kader van zijn ontwikkeling. Bij einde dienstverband vordert de werkgever de gemaakte studiekosten terug op basis van de overeengekomen studiekostenovereenkomst. Volgens de werknemer een nietige overeenkomst, omdat het gaat om een noodzakelijke opleiding.
De kantonrechter Rechtbank Midden-Nederland komt tot het oordeel dat het in dit geval niet gaat om een noodzakelijke opleiding. Nergens uit blijkt dat de werknemer is aangenomen met het doel om registeraccountant te worden en dat de opleiding waarvoor de studieovereenkomst is aangegaan noodzakelijk zou zijn voor die beoogde functie of de eigen functie van werknemer. In de studieovereenkomst is opgenomen dat de werknemer de betreffende studie volgt in het kader van zijn verdere ontwikkeling, en dat werknemer zelf aan werkgever heeft verzocht de studie te financieren.
De werkgever heeft geen toezeggingen gedaan over een termijn waarbinnen de werknemer tekeningsbevoegd zou worden. En het is ook niet vanzelfsprekend dat na afronding van de studie de werknemer direct tekeningsbevoegd zou worden. Daar is in de organisatie van de werkgever ook geen behoefte aan en werknemer wist dit.
Een bedrijfsarts: gereglementeerd beroep
Een bedrijfsarts in opleiding beëindigt zijn dienstverband. De werkgever vordert de studiekosten terug. De betreffende medewerker weigert te betalen en stelt dat het studiekostenbeding nietig is omdat het gaat om een verplichte opleiding. De kantonrechter bij Rechtbank Overijssel denkt daar anders over.
Uit de MvT bij dit artikel blijkt dat beroepsopleidingen of opleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie als bedoeld in de beroepskwalificatierichtlijn niet onder de definitie van scholing van artikel 7:611a lid 2 BW vallen. Dit zijn de gereglementeerde beroepen, opgenomen in de bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen.
Toetsing studiekostenbeding
In beide situaties stond het de werkgever vrij om afspraken te maken over eventuele terugbetaling van de kosten in een studiekostenbeding. Het studiekostenbeding wordt getoetst aan het richtinggevende arrest van de Hoge Raad van 10 juni 1983 (Muller/Van Opzeeland). Het studiekostenbeding:
- stelt de termijn vast waarbinnen de werkgever baat wordt geacht te hebben van de door de werknemer tijdens diens studie verworven kennis en vaardigheden;
- bepaalt dat de werknemer, indien de arbeidsovereenkomst eindigt, het loon over die periode aan de werkgever zou moeten terugbetalen;
- en deze verplichting loopt naar evenredigheid af bij het voortduren van de arbeidsovereenkomst.
In beide zaken heeft dat wel geleid tot aanpassing van de hoogte van het terug te betalen bedrag.
Conclusie
Is er sprake van scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie? En geldt voor de werkgever op grond van de wet of cao een scholingsverplichting? Dan dient deze scholing kosteloos te worden verstrekt, tenzij er sprake is van een gereglementeerde beroepsopleiding. Valt de scholing niet onder de reikwijdte van 7:611a lid 2 BW? Dan is het nog steeds mogelijk een studiekostenbeding overeen te komen.
Opleiding in het kader van je loopbaan, gedaan op eigen verzoek zonder nadere afspraken over wat er gebeurt na afronding van de opleiding, maakt de opleiding niet noodzakelijk blijkt bij de registeraccountant. Daar kwam de rechter niet eens toe aan de toetsing van lid 2. Noodzakelijk was de opleiding van de bedrijfsarts wel, maar deze opleiding viel onder de uitzondering die expliciet benoemd is in de Memorie van Toelichting.
Deze uitbreiding van artikel 7:611a BW heeft directe werking sinds augustus 2022. Er zullen nog genoeg studiekostenbedingen volgen die aan de rechter worden voorgelegd waarmee de reikwijdte van artikel 7:611a lid 2 BW verder wordt uitgekristalliseerd.