Werkgever mag kosten niet verrekenen. Lees hoe de kantonrechter oordeelde over studiekosten en arbeidsovereenkomst.
De scholingsplicht van de werkgever is in 2022 uitgebreid met de implementatie van de EU-Richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden. Niet alleen moet de werkgever de werknemer in staat stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie, maar ook deze scholing kosteloos aanbieden als er sprake is van verplichte scholing op grond van de wet of cao. De benodigde scholingstijd geldt dan als arbeidstijd.
Terugbetalen kosten behalen Code 95 voorafgaand aan indiensttreding?
De medewerker was in dienst van 10 oktober 2022 tot 1 februari 2023 als vrachtwagenchauffeur. Voorafgaande aan de indiensttreding heeft de medewerker twee cursussen gevolgd voor ‘Code 95’. Code 95 is een aantekening op het groot rijbewijs en is vijf jaar geldig. Met het volgen van specifieke cursussen kan het steeds met vijf jaar worden vernieuwd. Code 95 is wettelijk verplicht om beroepsmatig een vrachtwagen te mogen besturen.
Bij de uitdiensttreding heeft de werkgever bij de eindafrekening € 551,- voor de cursuskosten verrekend met het loon. De medewerker stapt naar de kantonrechter en vordert het bedrag terug en vordert ook nabetaling van loon voor de twee cursusdagen.
Valt Code 95 onder de verplichte scholing van artikel 7:611a lid 1 BW?
De medewerker stelt dat de cursus valt onder het bereik van 7:611a BW. Scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie dient voor rekening van de werkgever te komen.
Een studiekostenbeding met een terugbetalingsverplichting mag dan niet worden afgesproken.
De kantonrechter oordeelt dat het artikel om meerdere redenen niet van toepassing is.
Ten eerste heeft de medewerker de cursussen gevolgd voordat hij in dienst trad bij de werkgever. De medewerker was toen formeel nog geen werknemer. Het artikel is niet van toepassing op afspraken die partijen maken voorafgaande aan het dienstverband.
Ten tweede is het artikel niet bedoeld voor cursussen waarover de medewerker bij aanvang van het werk moet beschikking, tenzij de werkgever op grond van de wet of cao verplicht is die scholing aan te bieden. De rechter verwijst daarbij naar de kamerstukken bij deze bepaling waar als voorbeeld de docent werd aangehaald. De onderwijsbevoegdheid van een docent moet bij aanvang aanwezig zijn en is noodzakelijk voor het uitvoeren van de functie.
De medewerker voert aan dat deze uitzondering (de kwalificatie waarover de medewerker bij eerste aanvang van het werk moet beschikken) uitsluitend ziet op opleidingen voor het behalen van een beroepskwalificatie, maar niet is bedoeld voor scholing die nodig is voor het bijhouden van de vakbekwaamheid.
De kantonrechter laat deze vraag in het midden, omdat partijen het erover eens zijn dat de medewerker alleen met een geldige code 95 aan de slag kon gaan. De Code 95 aantekening was ten tijde van het sollicitatiegesprek al vervallen. Hij kon dus, volgens de kantonrechter, niet aan het werk als chauffeur zonder het eerst behalen van de Code 95. Het gaat hier dus om een kwalificatie die voorwaarde is voor de beroepsuitoefening en niet voor het ‘bijhouden’ van de vakbekwaamheid. De cursus valt daarmee volgens de kantonrechter onder de uitzondering. Artikel 7:611a BW is dus niet van toepassing.
Werkgever mag toch niet verrekenen
Nu artikel 7:611a BW niet van toepassing is, kan er een studiekostenbeding worden overeengekomen. Het is echter geen rechtsgeldig overeengekomen studiekostenbeding.
De werkgever stelt dat hierover in het sollicitatiegesprek is gesproken, maar heeft dit niet schriftelijk vastgelegd. De medewerker betwist dat deze afspraken zijn gemaakt. Daar komt nog bij dat de werkgever heeft aangegeven dat het lastig is om aan personeel te komen en dat zij daarom een aangepaste regeling (anders dan die in het bedrijfsreglement) heeft toegepast.
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever tekort is geschoten in de op haar rustende verplichting als goed werkgever. Deze verplichting geldt ook in de precontractuele fase, zoals hier het geval is.
De financiële afspraken over een studiekostenregeling moeten duidelijk en schriftelijk zijn, zodat de medewerker weet welke verplichting hij aangaat met het oog op de latere ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft onvoldoende nagegaan of de medewerker met de regeling heeft ingestemd.
De werkgever mag de kosten van de opleiding daarom niet verrekenen met het loon en moet het loon alsnog uitbetalen aan de medewerker. De loonvordering van de medewerker voor uitbetaling van de twee cursusdagen wordt afgewezen, omdat hij toen nog niet in dienst was.
Conclusie
Het beschikken van Code 95 is noodzakelijk bij de eerste aanvang van de werkzaamheden. De werkgever kon dus een studiekostenbeding overeenkomen. Doordat de werkgever niet had voldaan aan de gestelde voorwaarden voor een studiekostenbeding, kon er alsnog niet rechtsgeldig worden verrekend. Helaas gaat de kantonrechter hier niet in op de vraag of het bijhouden van de vakbekwaamheid voor rekening van de werkgever komt.