Ook de Hoge Raad is van oordeel dat de overeenkomsten met Deliveroo arbeidsovereenkomsten waren.
Het was niet te missen dat de Hoge Raad op 24 maart jl., na meerdere keren uitstel, uitspraak heeft gedaan in de Deliveroo zaak (ECLI:NL:HR:2023:443). De vraag die voorlag is: zijn de maaltijdbezorgers van Deliveroo aan te merken als werknemers of als ZZP-ers? De kantonrechter en het hof waren van oordeel dat de overeenkomsten die Deliveroo met de bezorgers had gesloten arbeidsovereenkomsten waren. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel.
Holistische benadering door de Hoge Raad
Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst, hangt af van alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien. De Hoge Raad benoemt vervolgens een aanzienlijk aantal omstandigheden die hiervoor van belang zijn. Waaronder de aard en duur van de werkzaamheden, inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie, al dan niet verplicht het werk persoonlijk uit te voeren, de wijze waarop de beloning wordt bepaald, wijze waarop de beloning wordt uitgekeerd, de hoogte van de beloning, of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. Het hof heeft die omstandigheden beoordeeld en vervolgens geoordeeld dat bij de Deliveroo-bezorgers sprake was van een arbeidsovereenkomst. Dat oordeel van het hof is volgens de Hoge Raad juridisch niet onjuist en ook begrijpelijk gemotiveerd.
Wat valt op in het arrest van de Hoge Raad?
Allereerst de aandacht voor het zelfstandig ondernemerschap, dat nader wordt uitgewerkt. Van belang kan zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld:
- bij het verwerven van een reputatie;
- bij acquisitie;
- de fiscale behandeling;
- aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt;
- de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.
Ook de overweging dat bij het beantwoorden van de vraag of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding mede afhangt van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht. In de overeenkomst van de Deliveroo maaltijdbezorgers stond dat zij de vrijheid hadden zich te laten vervangen.
Op zichzelf is dit verenigbaar met een arbeidsovereenkomst en moet deze clausule worden bezien in het licht van alle omstandigheden van het geval. In het algemeen zien de Deliveroo bezorgers geen aanleiding hun werk anders dan incidenteel door een ander te laten verrichten. Het is geen verdienmodel geworden waarbij de bezorger zijn werkzaamheden door allerlei andere vervangers tegelijk laat uitvoeren. De daadwerkelijke betekenis van de vervangingsclausule voor de bezorgers is hiermee dus gering en draagt daarom niet bij aan het bewijzen van het zelfstandig ondernemerschap.
De wetgever is aan zet
De vragen of aanleiding bestaat voor nadere algemene regels of uitgangspunten ten aanzien van omstandigheden die de kwalificatie als arbeidsovereenkomst bepalen, mede ter afgrenzing van het werken als zelfstandig ondernemer hebben de aandacht van de Nederlandse en Europese wetgever. De Hoge Raad ziet daarom op dit moment geen aanleiding voor rechtsontwikkeling ter zake van deze onderwerpen.
Conclusie
De Advocaat-Generaal had in haar advies ervoor gepleit om de organisatorische inbedding van het werk als nieuwe invulling van het gezagscriterium te hanteren. Dit advies is niet overgenomen door de Hoge Raad. De Hoge Raad volgt nog steeds de holistische benadering, dat wil zeggen dat alle omstandigheden van het geval in samenhang moeten worden beschouwd. Het inbeddingsvraagstuk is een van de elementen in de holistische benadering. Daarnaast geeft de Hoge Raad voorrang aan de wetgever, die is nu aan zet.
Het arrest geeft geen nadere invulling aan welk gewicht de verschillende elementen bij de afweging moeten krijgen. Wel heeft het element ondernemerschap meer nadruk gekregen. Het arrest geeft een richting aan maar biedt niet de duidelijkheid waaraan werkgevers behoefte hebben om te kunnen bepalen of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een ZZP-er. Als een overeenkomst met een ZZP-er toch te kwalificeren is als een arbeidsovereenkomst, dan heeft dat grote gevolgen. Dan is sprake van bijvoorbeeld loondoorbetaling tijdens ziekte, opbouw vakantiedagen, ontslagbescherming, (achterstallige) loonheffingen aan de belastingdienst en pensioenpremies aan het Pensioenfonds.
Zoals bekend wordt de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) al jaren niet gehandhaafd. Door de onrust die na de invoering van de Wet DBA ontstond, werd al snel besloten de handhaving op de kwalificatie van arbeidsrelaties op te schorten. Naar verwachting wordt uiterlijk vanaf 1 januari 2025 de handhaving op de kwalificatie van arbeidsrelaties weer opgepakt.
Gabriëlle Verberne