17 juni 2025

Jurisprudentie: Ondernemer informeerde de OR onvoldoende

Gabriëlle Verberne
thema-arbeidsrecht

Met als gevolg geen inzichtelijke belangenafweging, zodat de ondernemer niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen. 

Aldus het oordeel van de Ondernemingskamer op het door de ondernemingsraad (hierna: OR) ingestelde beroep tegen het besluit van de ondernemer met betrekking tot de reorganisatie en het vervallen van twaalf arbeidsplaatsen. De verzoeken van de OR heeft de Ondernemingskamer toegewezen (ECLI:GHAMS:2025:1299):  
a. de ondernemer bij de afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen; 
b. te gebieden dat de ondernemer het besluit intrekt en dat het besluit niet wordt uitgevoerd en de al uitgevoerde stappen ongedaan worden gemaakt.  

Wat ging hieraan vooraf? 
Het gaat om twee Nederlandse werkmaatschappijen met dezelfde bestuurder en één gezamenlijke OR, die in 2023 door een overname onderdeel zijn geworden van een internationaal bedrijf.  Binnen de Nederlandse werkmaatschappijen was vanaf 1 november 2020 een sociaal plan van toepassing. Dit sociaal plan had een looptijd tot 1 november 2023 en is toen verlengd tot en met 30 juni. Tijdens een overlegvergadering tussen de OR en de bestuurder op 11 juni 2024 is de mogelijke inkrimping van de organisatie ter sprake gekomen. De bestuurder meldt niet bekend te zijn met aanstaande reducties in arbeidsplaatsen.  
 
Op 1 juli 2024 worden met elf medewerkers gesprekken gevoerd over beëindiging van hun arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden door middel van een vaststellingsovereenkomst. De OR hoort die dag van de afdeling HR dat de ondernemer van plan is om aan twaalf medewerkers een vaststellingsovereenkomst aan te bieden, omdat hun functie zou komen te vervallen. De OR laat de ondernemer direct weten advies te willen uitbrengen over dit (voorgenomen) besluit. 

Op 3 juli kondigt de CEO van het internationale moederbedrijf een wereldwijde reorganisatie aan. De OR en de ondernemer komen overeen de gesprekken met de medewerkers over de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst per direct te pauzeren. Vervolgens ontvangt de OR een adviesaanvraag over het voorgenomen besluit om twaalf arbeidsplaatsen te laten vervallen als gevolg van de reorganisatie. De OR stelt schriftelijke vragen aan de ondernemer, er volgt een overlegvergadering om deze te beantwoorden. Twee weken later volgt er een overlegvergadering over de voorwaarden van de beëindigingsovereenkomsten. De OR brengt op 2 september 2024 een negatief  advies uit. Na een overlegvergadering op 2 oktober 2024 neemt de ondernemer een paar dagen later een besluit, in afwijking van het advies van de OR. 
 
Wat vond de Ondernemingskamer? 
Samengevat is het oordeel als volgt: 

  • De OR had eerder om advies gevraagd moeten worden, maar het adviestraject kon alsnog van wezenlijke invloed zijn op het te nemen besluit. 
  • Geen bewijs dat de ondernemer opzettelijk heeft gewacht tot het sociaal plan was afgelopen, de ondernemer was niet verplicht een nieuw plan op te stellen en heeft de beëindigingsvoorwaarden gemotiveerd aangepast. 
  • De ondernemer is primair verantwoordelijk voor een goed medezeggenschapstraject en duidelijke communicatie naar de OR. De ondernemer moet de OR voorzien van alle benodigde informatie, inclusief een overzicht van de beweegredenen, personele gevolgen en maatregelen bij het vragen van advies. 
  • De toelichting van de ondernemer beperkte zich tot het concernbesluit, er was onvoldoende aandacht voor de impact voor de Nederlandse onderneming, ondanks verzoeken van de OR om nadere informatie. De ondernemer is niet ingegaan op de aanvullende vragen en ook in het uiteindelijke besluit wordt geen wezenlijk nieuwe informatie verstrekt. 

Conclusie 
Deze uitspraak van de Ondernemingskamer laat zien dat de onderneming niet kan stellen slechts uitvoerder te zijn van een besluit op internationaal niveau, namelijk binnen het internationale moederbedrijf. Dit zou een ondermijning zijn van de Wet op de Ondernemingsraden (hierna: WOR). Doordat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de Nederlandse belangen en de belangen van het concern tegen elkaar zijn afgewogen, voldoet het doorlopen adviestraject niet aan de WOR. Dat de ondernemer de OR later dan had gemoeten advies heeft gevraagd, was in deze zaak niet beslissend. De OR had nog wel ‘wezenlijke invloed’ kunnen hebben op de besluitvorming.